Zeemeerminnen en druiventrossen

  Het regende een beetje. Ik stond voor het raam van een atelier waar een beeldhouwer zijn werktafel had. Ik staarde naar porceleinen zeemeerminnen en druiven die zich rond kandelaars en vazen slingerden.

"Mooi hoor,"zei een metalige stem naast me. "Toch begeer ik het niet." Verbaasd kijk ik opzij want waar hoor je nog dat woord 'begeren'in het leven van alledag? Ik zie een lange enigszins gebogen oudere vrouw naast mij staan. Ze draagt zo'n nuttig-gewatteerde donkerblauwe regenmantel en heeft een grijs mutsje over haar oren heen getrokken.

Haar zachtblauwe ogen achter een scherpe bril gericht op de de beelden in de etalage zegt ze half tegen mij en half tegen zichzelf: "Ik heb natuurlijk echte kunst in huis. Er was waar ik vroeger was veel kunst en er werd mij gezegd dat ik recht op die drie schilderijen heb..."

Er werd mij gezegd?... Ik heb haar nooit eerder ontmoet maar ze neemt aan dat ik weet waar zij dan toen vroeger was. "Heeft u soms een erfenis gehad?" informeer ik.

In gedachte zie ik haar al in een schaars gemeubileerd maar goed schoon gemaakt huis in haar bijzonderste kamer bij 3 als echte kunst bestempelde schilderijen koffie drinken. Ze aarzelt met haar antwoord. "Heeft u soms ergens gewerkt waardoor u schilderijen kreeg?"

Ze wordt nu opeens heel terughoudend. Ik zeg: "U heeft iemand geassisteerd... " Ze knikt maar ik weet dat ze dat alleen maar een mooi antwoord vindt. Ze draagt een geschiedenis met zich mee die ze niet kan vertellen. Ze zou het wel graag willen.

"Ik ben altijd erg doof geweest," zegt ze dan. "Ik mocht het vroeger van mijn vader aan niemand vertellen. De leraren op school snapten niet dat mijn huiswerk zo goed was want ik verstond ze niet in de klas maar ik las alles. Mijn vader zei dat ik niet zo stom moest zijn om het aan iemand te laten merken. Later gingen mensen daar veel beter mee om maar toen nog niet."

Het begint een beetje harder te regenen maar ze merkt het niet. "Ik ben altijd iemand van kunst en biografieën geweest,"gaat ze verder. Opnieuw verbaast ze mij. Ze kent me niet en wil toch iets laten weten maar wel op een heel onhandige manier en in van die gebroken zinnen.

Om haar beter te laten horen wat ik wil antwoorden ga ik dichter bij haar staan maar dan deinst ze een stukje achteruit. Ik mag niet te dicht bij haar komen. Even later gaat ze maar weer naar haar keurige huis terug waar ze die antieke landschappen zal bekijken die door een bekende schilder zijn gemaakt maar die vast en zeker niemand wil ophangen.

Opeens vind ik dat ik zeer tekort ben geschoten maar wat had ik kunnen zeggen. Ze hoort het toch niet. Jammer. Was ze maar niet zo eenzaam weg gegaan...
Ik kijk opnieuw naar de druiventrossen, springende hertjes en zeemeerminnen van porcelein. Wat gebeurt daar allemaal in die etalage?

Ik heb een slechte smaak: ik vind het porceleinen gepeupel leuk. En ik kan uren naar verzamelingen vaasjes en kandelaars kijken. Ik had veel meer aan kunst moeten doen en wanneer heb ik ooit een biografie uitgelezen?

Het regent nu nog harder. En het is nog steeds stil op straat. Wat een aparte sfeer... Het water glinstert op de blaadjes van de bomen. Ik kijk rustig rond en voel me opeens heel goed. Misschien had die mevrouw gewoon last van een verkiezingsdepressie.