In de 2de wereldoorlog ondergedoken

  Tijdens de 2de wereldoorlog was je een klein Joods meisje. De wereld wankelde op zijn grondvesten om je heen. Geen vader. Moeder weggehaald. Uit Amsterdam vertrokken en "ondergedoken" op het eiland Ameland. Het is een hele afstand van toen naar de hoofdredactrice van de Couturekrant online in onze tijd. Hoe oud was je toen de oorlog begon Phia Baruch?

"In 1940 hadden de Duitsers na een korte oorlog Nederland overgenomen. Ik was 6 jaar toen mijn moeder een gele ster met daarop het woord Jood in de synagoge moest halen. Ik herinner me nog wel die vreemde sfeer die daar toen heerste maar ik begreep er niets van. Ik was te klein. Wij waren bovendien wel Joods maar niet praktizerend religieus."

Die gele ster moest mijn moeder op de mouw van haar jasje vastnaaien. Dat moesten alle Joodse mensen zodat ze al van ver herkenbaar waren. Maar mijn moeder blijkt ook wel zonder die ster buiten te hebben gelopen. Daarop is zij door jaloezie van andere Nederlandse mensen bij de toenmalige Duitse autoriteiten aangegeven en uit huis gehaald. Zij heeft enige tijd in de Hollandse Schouwburg gevangen gezeten en is daarna naar Duitsland getransporteerd naar het concentratiekamp Auschwitz en is daar gestorven."

Uit wat voor een gezin kwam je?
"Mijn vader was advocaat. Hij was een man met welhaast hypnotische charme naar anderen toe. Mijn moeder had rechten gestudeerd maar werd zoals toen gebruikelijk "de getrouwde vrouw." Ze was iemand met voor die tijd ongewoon vrije opvattingen. Ze hield van toneel spelen, tennissen en paard rijden. Toen mijn vader een vriendin kreeg en van haar scheidde was dat in die jaren heel heftig. Mijn zus was een jaar jonger dan ik. Op straat werden wij kinderen daar door andere kinderen soms op aangesproken.
Ook de familie van mijn moeder vond een scheiding een ongehoorde inbreuk op de eer van de familie. Om rond te komen nam mijn moeder huurders in huis."

Herinner je je nog het moment waarop je moeder werd weggehaald?"
"Als de dag van gisteren. Mijn moeder stond eten te koken. Er kwamen 2 mannen in leren jassen. NSB-ers. Ze had haar schort nog aan toen ze met hen naar de Hollandse Schouwburg vertrok. Ze zei tegen haar dochtertjes dat ze zo weer terug zou komen. Maar we zagen haar nooit meer terug. De huurders kwamen naar beneden maar wilden zich nergens mee bemoeien. Wij waren alleen en wachtten in huis urenlang voor niets en op niemand. De huurders sloten zich van ons af. Het was tenslotte ook voor hun oorlog."

En toen?
"Ik volgde een innerlijke stem. Nam mijn jongere zus bij de hand en ging naar een kinderloze oom en tante die weliswaar met mijn zogenaamd 'zedeloze' moeder gebrouilleerd waren maar ons toch tijdelijk in huis opnamen. De oom was een broer van mijn vader. Het was moeilijk voor deze jonge oom en tante ze om zomaar twee kinderen in oorlogstijd in huis te krijgen. Kinderen die totaal overstuur bleken. En het was dan ook een hele opluchting voor ze toen wij via een kerkelijke uitzending van hongerige kinderen naar het platteland vertrokken om daar in een vakantie van alles bij te komen."

Weet je nog iets van die reis naar het eiland Ameland?
"Alle herinnering daarover is als in een mist verdronken voor mij... Het enige wat ik nog weet is dat wij met een koordje om onze hals en een kaartje daaraan in de grote Hervormde Kerk in Hollum stonden. Daar werden mijn zus en ik ieder naar een ander adres verwezen. Een verschillend adres. Er waren groepjes mensen om ons op te halen. Er werd een hand uitgestoken naar het kaartje aan mijn nek en ik hoorde iemand zeggen: "Dou biste for oons." Het voelde alsof ik een hondje was. Maar ik keek in een paar onbekende blauwe ogen van de nieuwe tante van het gezin waarin ik de komende jaren zou gaan wonen."

Jaren? Was het dan geen tijdelijke vacantie?
"Neen. Het zouden vele jaren worden. Ik kwam op een grote boerderij terecht met een onbekende oom, tante en twee oudere broers Tin en Gerrit. Alles was vreemd maar ze waren heel vriendelijk voor mij. Voor het eerst voelde ik na vele dagen een bepaalde warmte en veiligheid. Door de voorafgaande gebeurtenissen stortte ik echter totaal in en werd ik erg ziek. Ik at en dronk dagen niets. Na 10 dagen ontwaakte ik uit het ziek zijn als een compleet iemand anders. Inmiddels hadden oom en tante gehoord dat er in Amsterdam niemand op ons wachtte en werd besloten dat mijn zus en ik als kinderen verder op het eiland zouden blijven."

"Het gevolg van alles was dat ik nadat ik jaren later na de oorlog van het eiland vertrok en terug naar Amsterdam ging nog heel veel problemen had om mij ergens thuis te voelen. In die jaren was er ook weinig begrip voor mensen waarvan het leven door de oorlog overhoop gehaald was.
Iedereen had er mee te maken was de algemene opvatting. En zo was het ook. Zeur niet: wij hebben het ook moeilijk gehad.
Daarom ben ik oprecht blij dat er ieder jaar de Herdenking plaats vindt."

Auteur: Arthur van Bentem