Even Er Tussendoor: Opgetekend onderweg
Opgetekend tijdens korte ontmoetingen onderweg: De kikker en de schorpioen.
Het was zonnig weer en ik zat naast F. hoog in de cabine van een Mercedes-vrachtwagen. Een veel te omstandig vervoer voor een stapeltje tapijttegels, maar als je vloer iets nodig heeft, dan moet het nu eenmaal toch gebeuren.
F. vroeg of ik het artikel had gelezen over een onverwacht teruggevonden kostbaar schilderij uit de collectie van de Joodse familie Goudstikker. In de oorlog door nazi’s gestolen, tachtig jaar spoorloos, en nu ineens opgedoken in een huis in Argentinië. Totdat de politie na een journalistieke tip een inval deed — en het schilderij weer spoorloos was.
Vanuit mijn hoge positie boven de weg keek ik neer op keurige bedrijfsterreinen, beschenen door de zon. Roofkunst, miljoenen, bezit — ik kon mijn aandacht er niet goed bij houden.
“Ach,” zei ik, “het is geroofd, maar dat is allemaal zo lang geleden. Dat deden ze niet om de kunst maar om het geld. En dat geld maakt die dieven toch niet gelukkig. Geld ... Veel geld … Genoeg is genoeg. Veel geld maakt niet gelukkig.”
F. schudde zijn hoofd. “Het gaat niet om geluk, maar om gedrag. Er zijn mensen die zich juist helemaal top voelen door altijd meer te moeten hebben. Meer te krjgen. Een soort wellust om nog meer te bezitten. En dáár komt fraude vandaan.”
Ik zuchtte. “Dan is het een soort ziekte.”
Hij stuurde de wagen soepel langs hoge hekken en parkeerde. “Nee,” zei hij. “Het is wie ze zijn. Ken je het verhaal van de kikker en de schorpioen?”
En hij vertelde hoe de kikker, ondanks zijn grote wantrouwen, de schorpioen toch op zijn rug zwemmend naar de overkant van de rivier, meenam.
Halverwege de rivier stak de schorpioen hem. “Waarom doe je dit? We gaan samen ten onder!” riep de kikker. Waarop de schorpioen antwoordde: “Ik kan niet anders. Ik bén een schorpioen.”
Ik voelde me even nogal geïntimideerd door zijn verhaal over de onvermijdelijkheid van zo’n natuur: iemand die moet steken, liegen of doden omdat het in hem zit.
Sommige politici doen net zo. Ze nemen graag het woord *landsbelang* in de mond, maar voor degene die hen draagt, blijken ze uiteindelijk een schorpioen.
Gelukkig lag er voor ons alleen maar een stapeltje tapijttegels te wachten en geen rivier vol schorpioenen — al kun je in het parlement soms denken dat die rivier daar al volstroomt.